© Foto: "Onze Marine" 1945
Eugène E.B. Lacomblé
(1896-1942)


Het "In memoriam" in "Onze Marine" (jrg. 12, 1945, no. 3, p. 2-3) luidde:

"Eugène Edouard Bernard Lacomblé werd op 26-10-1896 te Arnhem geboren. Hij bezocht daar de H.B.S. 5-j.c. en kwam in 1914 aan het Kon. Inst. v. d. Mar. te Willemsoord in opleiding tot zeeofficier. Op 16-11-1917 volgde zijn benoeming tot ltz. 3e kl. en  zijn eerste uitzending naar Oost-Indië vermoedelijk per particuliere gelegenheid. Bij zijn aankomst werd Lacomblé geplaatst a.b. van Hr.Ms. pantserdekschip "De Ruyter", onder commando van den kapt. ltz. N. Maats, met welk schip hij op 30-9-1919 uit  Indië vertrok en op 20-11-1919 te Nieuwediep binnenviel. Tijdens die reis op 16-11-1919 werd hij bevorderd tot ltz. 2e kl. en  geplaatst bij den torpedodienst in den rol van Hr.Ms. torpedoinstructievaartuig "Koningin Emma der Nederlanden". Reeds het volgend jaar werd hij geplaatst a.b. van Hr.Ms. torpedoboot "Z 6", onder commando van den ltz. 1e kl. J.C.H. Mackay, doch kol'ten tijd daarna ging Lacomblé over naar den onderzeedienst en werd geplaatst a.b. van Hr. Ms. "0 3", onder bevel van den ltz. 1e kl. Jhr E.J. van Holte. Vervolgens diende Lacomblé a.b. van Hr.Ms. ,;K VII", met welke onderzeeboot, tezamen met de "K Il", "K VIII" en het onderzeebootmoederschip "Pelikaan" de overtocht naar Indië gemaakt werd van 18-9 tot 24-12 1923. Achtereenvolgens diende Lacomblé in 0.-Indië a.b. van "K VI" en "K Il" en op 25 November 1927 keerde hij voor de tweede maal in Nederland terug. Op 23 Januari 1928 werd de luit. ter zee 2e kl. Lacomblé belast met de functie van 1ste officier a.b. van Hr. Ms pantserboot "Brinio" en op 14 December van datzelfde jaar volgde zijn bevordering tot luit. ter zee der 1e klasse en werd hij geplaatst a.b. van Hr.Ms. pantserschip "Hertog Hendrik" en vandaar eind Mei 1930 als 1ste officier aan boord van Hr.Ms. "Van Speyck". Op 3 Nov. 1930 werd de luit.t.z. der 1ste klasse E.E.B. Lacomblé tijdelijk belast met het bevel over Hr.Ms. politiekruiser "Nautilus", om een maand later weer als 1ste officier terug te keeren a.b. van Hr.Ms. "Van Speyck". Op 19 Aug. 1931 vertrok Lacomblé voor de derde maal naar Oost-Indië, ditmaal met het mail schip "Christiaan Huygens". Op 17 Sept. 1931 werd Lacomblé geplaatst als 1ste officier, bij de Marine-Kazerne Goebeng te Soerabaia. Vijf maanden later, Febr. 1932 volgde zijn overplaatsing naar Hr.Ms. "De Zeven Provinciën" om met ingang van 1 Aug. d.a.v. te worden benoemd tot equipagemeester van het Marine-Etablissement te Soerabaia. In den zomer van 1935 keerde Lacomblé naar Nederland terug en met ingang van 9 December werd hij belast met het bevel over Hr.Ms. mijnenlegger "Douwe Aukes". Onder zijn bevel maakte de "Douwe Aukes" een reis naar Oostende en Rouen (30 Mei-11 Juni 1936). Op 13 November 1937 werd de luit. ter zee Lacomblé geplaatst bij den Marinestaf, Depart. van Defensie IIde Afd. A. en op 7 Mei eervol uit deze functie ontheven. Op 1 Juni 1938 ging Lacomblé voor de vierde maal naar Oost-Indië, ditmaal met het m.s. "Mamix v. Sint Aldegonde", en werd hij na aankomst benoemd tot 1ste officier van Hr. Ms. kruiser "De Ruyter", we]k schip toen onder bevel stond van den kapt. t. zee H.J. Bueninck. Met ingang van 1 Febr. 1940 werd Lacomblé bevorderd tot kapt.-Iuit. ter zee. Na den Mei-oorlog 1940 zijn geen verdere mutaties bekend, doch tijdens de Japansche invasie in Oost-Indië was kapt. ter zee E.E.B. Lacomblé commandant van Hr.Ms. kruiser "De Ruyter" aan boord waarvan schout bij nacht K.W.F.M. Doorman het bevel voerde over de "Combined Striking Force" en Hr.Ms. "De Ruyter" op 27 Febr. ter onder ging tijdens den slag in de Java-Zee. Kolonel Lacomblé was drager van het eereteeken voor langdurigen dienst als officier (XX)."

Bij K.B. van 28 mei 1949, No. 31, in het register van Ridders der 4e klasse der Militaire Willems-Orde ingeschreven wegens:
"Het zich in de strijd onderscheiden hebben door uitstekende daden van moed, beleid en trouw door begin 1942 als Commandant van Onze kruiser "de Ruyter", hoewel hij nog slechts gedurende korte tijd met dit commando was belast, door zijn rustig, moedig en doelbewust optreden het vertrouwen der bemanning belangrijk weten te versterken en haar moreel hoog te houden, hetgeen o.a. tot uiting kwam toen bekend werd, dat deze oorlogsbodem op 26 Februari 1942, wellicht voor de laatste maal, van Soerabaia zou vertrekken om de overmachtige Japanse vijand te bestrijden en de gehele bemanning desalniettemin met geestdrift zee koos. In het bijzonder onderscheidde hij zich:
1e. Door begin Februari 1942 beoosten Kangean gedurende een langdurig bombardement, hetwelk werd uitgevoerd door een groot aantal vliegtuigen, door kundig en bui-tengewoon handig met het schip te manoeuvreren, de vele daarop afgeworpen bommen te ontwijken, waardoor het schip en de bemanning behouden bleven en midden februari d.a. v. in Gasparstraten bij een luchtaanval, welke zes uren duurde, nogmaals met succes dezelfde manoeuvre uit te voeren.
2e. Door in de nacht van 27/28 Februari 1942 tijdens de slag in de Javazee tegen de overmachtige vijand - toen het schip, hetwelk dienst deed als vlaggeschip van het Geallieerde eskader, door een torpedo midscheeps werd getroffen, nadat het in de namiddag van 27 Februari twee vijandelijke torpedojagers in de grond had geboord en zelf door een directe treffer was geraakt - een bezielend voorbeeld aan de bemanning te geven door haar op te dragen het zinkende schip met de gewonden te verlaten, doch zelf aan boord te blijven, waardoor hij met zijn schip ten onder is gegaan."